CROSSTRAINEN OP DE HOGE VENEN

 

Tapdansen

Je zie gie zot zekers?” (jij bent toch niet goed snik ?). Deze boude bewering krijg ik wel eens meer rond mijn oren geslingerd. “Zot zijn doet geen zeer, het jeukt enkel een beetje” of “iemand moet het toch doen” zijn dan zo’n beetje mijn standaard antwoorden. Ik ben trouwens heel blij dat er zo weinig mensen die dingen willen doen. Dat houdt in dat ik weinig volk op mijn weg vind en behoorlijk ongehinderd mijn zin kan doen. Strandvakanties waar je je al tapdansend een weg moet banen tussen honderden uitgestrekte benen en lijven op een volgepakt strand zijn een ware nachtmerrie voor ondergetekende. Mij – en bij uitbreiding Katrien – ga je niet snel zien opduiken in pakweg Benidorm, Center Parks of op één of ander all inclusive resort vakantie. Niet dat we daar op neerkijken. Neen, het is gewoon niet aan ons besteed en we zijn dolblij dat er genoeg mensen zijn die dit willen doen. Zotte dingen dus.

Op een frisse ochtend rij ik mijn volgepakte fiets naar het station van Oostende. Ik heb mijn Finse spijkerbanden gemonteerd en buiten een heel arsenaal aan warme spullen heb ik ook mijn sneeuwschoenen achterop gebonden. Deze jongen gaat eens wat alternatieve winterpret gaan beleven in het Waalse landsgedeelte. Zowel Frank als Sabine (van het Belgische KMI) zijn unaniem: het zal de komende dagen flink winteren in heel België, maar vooral in de Ardennen. Het plan is om de Vennbahn route te fietsen en vanuit Gouvy terug naar huis te sporen. Zo’n verkeersvrije routes zijn het summum van fietsplezier maar ik twijfel er zeer ernstig aan of die route ook berijdbaar zal zijn. Er ligt in de Hoge Venen zo’n 50 cm sneeuw en fietsroutes worden in de winter niet geruimd. In de planningsfase heb ik daar echter rekening mee gehouden en al een alternatieve route voorzien.

Alternatieve bel

Op de trein die me naar Antwerpen rijdt, word ik aangesproken door een jonge leerkracht die vol bewondering informeert naar mijn plannen. Deze jongeman die ook besmet is met het avontuurvirus blijft geanimeerd luisteren en praten tot hij moet afstappen in Gent. Antwerpen Centraal is mijn terminus en met de GPS in de hand (vergeten de nieuwe GPS houder op mijn stuur te monteren) laveer ik op mijn ratelende banden tot knooppunt drie bij het Rivierenhof in Deurne. Wanneer je met spijkerbanden op tarmac of beton rijdt, maken die metalen “spijkertjes” een heerlijk geluid. Althans, ik vind dat een leuk geluid. Het is ook een mooi alternatief voor een fietsbel. 20 meter of soms meer voor je mensen in de rug nadert, draaien die zich al om, om het vreemde geluid dat nadert te lokaliseren en in te schatten.

 

Vanavond wil ik bij fietscollega en -vriend Nico arriveren. De meest directe route is om van Antwerpen tot in Beringen het Albert kanaal te volgen, maar daar heb ik helemaal geen zin in. Ik hou niet van kanalen, die zijn te rechtlijnig naar mijn mening. Kronkelende en meanderende kanalen zijn er mijns inziens niet, dat zou de efficiëntie van de binnenscheepvaart nogal nadelig beïnvloeden. Dus heb ik op http://www.fietsnet.be een knooppunten route uitgeprint en die volg ik nu. Mijn eerste foto neem ik met mijn camera aan de abdij van Tongerlo en krijg direct een tweede onaangename verrassing gepresenteerd: “no memory card” beweert mijn digitale vriendje en die is onverbiddelijk én zelden fout. Dan haal ik maar mijn iPod tevoorschijn en doe de foto nog eens over. Alle foto’s die bij dit verslag horen zijn dus met dit toestelletje genomen. De foto’s zijn scherp genoeg, maar geen superieure kwaliteit.

Het zonnetje schijnt en langs de verkeersluwe route -die hier in de provincies Antwerpen en Limburg nog sneeuwvrij is- is er redelijk wat fiets- en wandelverkeer. De temperatuur ligt net onder het vriespunt en er staat een matige oostenwind. Meermaals word ik aangesproken naar mijn plannen en motieven. Wanneer ik die dan uit de doeken doe, veranderen de gelaatsuitdrukkingen nogal drastisch. Een aantal mensen proberen te peilen of deze vreemde snuiter voor zich ze nog allemaal op een rijtje heeft. Ik verzeker ze dat ik weet wat ik doe en dat ik er begot nog plezier in schep ook.

Wanneer ik tussen Genendijk en Kwaadmechelen  wat aan het sukkelen ben om mijn route te vinden (blijkbaar veel industriële activiteit en fietsomleidingen) en aangesproken word door een fietser, wordt al snel duidelijk dat mijn plan om de Vennbahn te fietsen onmogelijk zal zijn. De vriendelijke man was er enkele dagen geleden om er te langlaufen! Rond 17.30 arriveer ik bij Nico en word er hartelijk ontvangen. ’s Avonds gaan we uit eten en omstreeks 23.00 duik ik in bed.

Fietsen op de autosnelweg

Nico is reeds om 05.00 vertrokken voor zijn vroege shift in het Hasseltse ziekenhuis waar ie werkt en ik ontbijt en start rond 09.30 met fietsen. Vanavond zou ik graag ergens in de buurt van Aachen eindigen. Via de knooppunten rij ik door een landschap met rijp afwisselend door bos en heide. Er staat een matige oostenwind die net sterk genoeg is om mijn snelheid wat te beperken. De rolweerstand van mijn spijkerbanden is natuurlijk ook een stuk hoger dan van gewone banden. Samen met de inboedel die ik meesleep kom ik zelden boven de 21 km/h uit. Eenmaal door het Nationaal Park Hoge Kempen ratel ik via een fietsstrook langs de E314 en over de Maas Nederland binnen. Een fietsstrook op de autosnelwegbrug over de Maas. Voor mij een primeur !

 

Ik ben nu in Elsloo en rij voor het eerst door een golvend landschap. Dit is de regio van de Amstel Gold Race. Een fikse afdaling brengt me in Valkenburg en langs het riviertje ‘De kleine Geul’ mik ik op het drielandenpunt. Net buiten Valkenburg ligt er voor het eerst op deze trip sneeuw. De wegen zijn geruimd maar hogerop de hellingen en op de velden is alles wit! Dit begint er een beetje op te trekken. Racend tegen de invallende duisternis klim ik het laatste halfuur tegen de hellingen van de Eschberg op. Op een splitsing glip ik onder een houten slagboom met een waarschuwingsbordje “geen winterdienst”. Ik heb de trouwens al verkeersluwe weg voor mij alleen en na nog een onverharde afslag vind ik een schitterend plaatsje onder een grote boom. Overal ligt er sneeuw uitgezonderd onder de – royaal van takken voorziene- boom die ik uitgekozen heb. Met mijn hoofdlampje zet ik mijn tent op en installeer ik me. Zeer snel  duikt het kwik onder de magische 0° grens en rond 19.00 is het al -5°C. Ik heb nu al mijn kleren aan (lange onderbroek, skibroek, thermisch onderlijfje, windstop fietstruitje, fleece truitje, bodywarmer én niet gevoerde jas) en slaag er zowaar in om warm te blijven zonder te bewegen. Ik prepareer mijn avondeten op mijn brandertje en smelt sneeuw om aan water te raken. Na het eten besluit ik mijn avondwandeling te maken. De berg en het bos zijn voor mij alleen en ik geniet met volle teugen van de stilte, de wind in de bomen en de flikkerende lichtjes in de verte. Zo’n avondwandeling maak ik bijna altijd op reis, maar op deze trip heeft deze wandeling ook een tweede functie: warm blijven. Terug bij de tent is het kwik verder gezakt tot -7°C. In mijn tent schuif ik eerst in mijn fleece binnenslaapzak, vervolgens in mijn zomerslaapzak en uiteindelijk in mijn dikke winter slaapzak. Ik hoop deze nacht niet te moeten opstaan om een plasje te maken, want dat is altijd een heel gedoe met al die slaapzakken. Niettegenstaande er op 46 jarige leeftijd al wat dingen zijn die verslappen, hun rek verliezen en meer van dat fraais, hoef ik er ’s nachts niet uit. Ik slaap trouwens zonder wakker worden en rond 08.00 gaan mijn ogen weer open.

Dodelijk ongeval

Ik probeer ’s morgens zo snel mogelijk de boel op te breken en in mijn tassen te bergen én te ontbijten, maar het is toch al weer 10.15 vooraleer ik kan beginnen fietsen. Ik ben nooit sterk geweest in vroeg vertrekken en het inpak proces verloopt niet altijd even vloeiend. Ik daal door het bos, van mijn Nederlandse berg en nog geen kilometer verder rij ik van het Nederlandse Wolfhaag, het Belgische Gemmenich binnen.

Zelfde landschap, ander land en andere taal. Via Kelmis (La Calamine) rij ik naar Eupen. Het plan om de Vennbahnroute te fietsen heb ik dus laten varen en ik baseer me nu op mijn Ravel knooppunten route. Ik ben ondertussen bijna in de Hoge Venen aanbeland en de 50 cm sneeuw waarvan sprake, blijkt te kloppen. Via de N68 -er is helaas geen andere sneeuwvrije route- start ik met de geleidelijke klim naar België’s hoogste punt. Met het klimmen daalt ook de temperatuur. Bij Baraque Michel houd ik even halt om wat warme thee uit mijn thermos te gieten. Het is hier een drukte van jewelste. Veelal Vlaamse jongelui die per bus aangevoerd worden om op de Venen wat te langlaufen. Ik hoor een Vlaming “respect” roepen in mijn richting. Dankuwel.

Ik vervolg mijn route via Malmedy op de N62 en bij Géromont -een eindje buiten Malmedy- word ik de onrechtstreekse oorzaak van een dodelijk ongeval ! Ik fiets zoals van mij verwacht wordt aan de rechterkant van de baan waar redelijk wat verkeer op zit. Een 50 tal meter voor mij aan de overkant van de straat zie ik een vrouw buiten staan voor haar deur. Ze is aan het telefoneren en ik let er verder niet op. Wanneer ik de vrouw passeer, hoor ik een hond keffen en grommen. Ik let er verder niet op want ik concentreer me op de weg voor me. Haast onbewust hoor ik op de achtergrond het gekef wat luider worden. Plots hoor ik een ziekelijke klap, een remmende wagen en de telefonerende vrouw die luid begint te roepen en te tieren. De drang van het hondje om mij te knippen was groot en het onfortuinlijke beestje heeft waarschijnlijk zonder kijken getracht de weg over te steken. Wat dus overduidelijk niet lukte. Ik ben er toch eventjes niet goed van want het geluid van die klap was niet erg aangenaam. Dat van de jammerende vrouw evenmin.

In Baugnez buig ik af naar het zuiden en scan voortdurend links en rechts de weilanden en bossen af op een geschikt kampeerplaatsje, maar de invallende duisternis maakt het mij onmogelijk. Vermits ik weinig zin heb om in het donker een plaatsje te zoeken en temeer mijn tent vanbinnen nat is en mijn winterslaapzak vochtig aan de buitenkant, besluit ik een nachtje indoor te spenderen in hotel St. Hubert. Ideaal om de hygiëne wat op punt te stellen en de spullen te drogen.

Versuft lieveheersbeestje

De volgende morgen vertrek ik rond 10.00 en neem de -geruimde- binnendoor route naar Montenau. Het landschap is grandioos ondergesneeuwd en de vrieskou knabbelt gretig aan mijn onbeschermde oren. Ik stop om mijn muts op te zetten en check mijn thermometer: -12,5°C ! De takken van de sparren buigen flink door onder het gewicht van de sneeuw en de zon doet alles glinsteren en fonkelen. Daarvoor doe je het ! Tot in Hochkreuz slaag ik erin om via rurale wegen verder te fietsen, maar alle pogingen om zo in St. Vith te raken mislukken door lokale wegen die gedeeltelijk geruimd zijn. Eenmaal het laatste huis gepasseerd verspert een muur van sneeuw alle mogelijke vooruitgang (tenzij je te voet bent natuurlijk). Uiteindelijk neem ik de niet overdreven drukke N676 en via St. Vith klim en daal ik langs stille ondergesneeuwde dorpjes als Breitfeld, Neidingen en Lommersweiler. De weg tussen Lommersweiler en Maspelt is de zoveelste weg die halverwege niet meer geruimd is, maar waarvan de sneeuw wel aangereden is door auto’s. Het is een pittige klim naar Maspelt. Het is echter bijna onmogelijk te fietsen in de sporen van de wagens en dus moet ik bijna de hele klim mijn fiets naar boven hijsen. Dampend als een Brabants trekpaard arriveer ik eindelijk in Maspelt en kan ik weer eventjes geruimd verder. Ik wil vandaag echter vroeger stoppen met fietsen om mijn tentje op te zetten en zo nog wat tijd vrij te maken voor een sneeuwschoen wandeling. Halverwege Maspelt naar Bracht sla ik linksaf op een aangereden onverharde weg richting bosrand. Ik vind een mooi plaatsje aan de rand van het bos bij een wildhut maar het plekje ligt op een goeie 400 meter van de onverharde weg. Ik parkeer mijn fiets tegen een boom en pendel in 3 keer al mijn bagage naar mijn kampeerplek. Met mijn sneeuwschoenen druk ik de sneeuw plat en creëer zo een effen vlak om mijn tent neer te poten. Nu mijn basiskamp goed en wel geïnstalleerd staat, gesp ik mijn sneeuwschoenen aan en maak een mooie wandeling in een door God en alleman verlaten sneeuwlandschap. Het knerpen van de sneeuw en de occasionele krijs van een roofvogel is het enige wat ik hoor. De sneeuw ligt hier wel 40 cm hoog en die sneeuwschoenen doen toch wat van hen verwacht wordt. Dat vind ik altijd leuk, dingen die effectief doen waarvoor ze ontworpen zijn. Wanneer zo’n zaken door een slecht ontwerp of afwerking niet goed werken of er vroegtijdig de brui aan geven kan mij dat verschrikkelijk op de heupen werken. Deze keer dus niet. Net als mijn brandertje dat ik omstreeks 19.30 u. opstart om sneeuw te smelten en mijn eten klaar te maken. Pasta met spinazie én gehaktballetjes én spekblokjes. Wie wil overleven in arctische omstandigheden moet een goede basis leggen. Ik heb een schitterend kampeerplaatsje uitgekozen want ik heb de beschikking tot een keuken. In een nabije wildstand (zie foto en veel wordt duidelijk) zie ik direct de mogelijkheden; afgeschermd van de wind, een houten zitbank én een panoramisch zicht. Met op één na alle luikjes dicht wordt het zelfs warm in mijn op stelten staande keuken. De warmte die mijn brandertje genereert doet zelfs een overwinterend lieveheersbeestje ontwaken en versuft rondkruipen. Het smaakt me en ik heb het verschrikkelijk naar mijn zin hier aan de rand van dit stille besneeuwde woud. Ik smelt nog twee potten sneeuw, laat het 5 minuten doorkoken en giet het vervolgens in mijn 2 extra geïsoleerde thermossen. Zo kan ik morgen ook een aantal dampende kopjes thee slurpen.

Het is nu 20.45 u. en de hoogste tijd voor mijn avondwandeling. Ik volg de onverharde weg naar een uitzichtpunt en kan op de top van de heuvel uit de wind zitten in een schuilhutje. Ver onder me fonkelen de lichtjes van het minuscule dorpje Bracht en in de verte zie ik de rode lichtjes van de Duitse windmolens. Het is ondertussen -9°C (thermometer hangt aan mijn jas) en ik keer terug om nog wat verder in het bos te struinen. Uiteindelijk kruip ik om 22.15 u. de tent en schuif ik in mijn 3 slaapzakken.

 

Ik heb mijn wekker gezet op 07.40, maar ik ben al een tijdje wakker. Nature calls, maar het vraagt toch wat doorzettingsvermogen om mezelf uit mijn warme slaapzakverzameling te hijsen. Mijn thermometer geeft -12°C aan. Zo snel als mogelijk probeer ik mij hele hebben en houden op te kramen, maar daar kruipt telkens toch wat tijd in. Aan het begin van de trip was mijn plan de trein van 14.39 u. te nemen in Gouvy, maar dan zou ik pas ’s avonds laat thuis komen. Vandaar dat ik vroeger opstond en nu probeer de trein van 12.39 te nemen. Ik heb nog enige moeite om mijn slot te openen en moet zelfs met mijn aansteker het slot ontdooien. Ook de immense steile afdaling naar Bracht moet ik voorzichtig doen, want mijn remmen doen het niet goed door de vrieskou. Eenmaal in Burg Reuland begin ik aan een tijdrit naar Gouvy. Ruim voor tijd arriveer ik in het station en zit mijn winters avontuurtje er op. Tevreden kijk ik terug op een geslaagd tripje.

                        ▼ foto's Hoge Venen ▼

Rating: 0 sterren
0 stemmen

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.